In deze tweede aflevering zal ik de argumenten van Gert-Jan van Zanten nader bekijken en weerleggen.
Handelingen 15: 1- 33
Enkelen van de partij der farizeeën die tot geloof waren gekomen zeiden dat ook de heidenen moesten worden besneden. Deze visie stuitte op groot verzet van de kant van Paulus en Barnabas (vers 1,5). Het twistpunt was de besnijdenis, niet geboden zoals “eer uw vader en moeder” en “gedenk de sabbatdag”. Het probleem had dus niets te maken met de blijvende geestelijke geboden van God. Stel je voor, want dan zouden de broeders en zusters mogen stelen en liegen, over moorden nog maar niet gesproken (6de gebod), want daar wordt niets over gezegd in het schrijven: “u verre houden van afgodenoffers, bloed, verstikte dieren en ontucht” (vers 29). Als de onenigheid om de sabbat draaide, dan had er in Gods ekklesia een aardschok plaatsgevonden die zijn weerga niet had, een beving die de kwestie van de besnijdenis had doen verbleken. Als het echt zo was geweest dat de sabbat in het geding was, dan hadden we dit echt wel gelezen. Geen woord daarover! Indien de apostelen hadden verkondigd dat de sabbat niet meer geldend was, dan waren alle Joodse gemeenten in Judea, Samaria en Galilea ontploft. Want de gemeente van Jeshua bewaarde al wat Jeshua heeft geboden. Op die voorwaarde alleen is Jeshua met hen, al de dagen, tot aan de voleinding van de wereld (Matteús 28:20). Het onderricht dat de apostelen moesten geven aan alle volkeren betreft dezelfde tien geboden die hun Meester had uitgelegd in zijn Bergrede (Matteús 5-7; Hand. 2:42). Jeshua zegt: “al wie dus één van deze kleinste geboden loslaat en zó de mensen onderricht, zal een kleinste worden genoemd in het koninkrijk der hemelen; want ik zeg u dat als uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die van de schriftgeleerden en farizeeërs, gij echt niet binnenkomt in het koninkrijk der hemelen!” (Matteús 5:19,20). De lancering van een idee dat Gods morele geboden op Golgota zijn gekruisigd en afgeschaft is een regelrechte belediging van Abba Jahweh!
Voor de oplossing van het probleem zullen we dus in een heel andere richting moeten zoeken. Daarvoor moeten wij de geschiedenis van Israël kennen. Israël was eeuwenlang een theocratie, en er bestond geen scheiding tussen kerk en staat. Gods Wet bevatte godsdienstige wetten, burgerlijke wetten waarbij sancties werden toegepast, en een goddelijke voorziening van tal van soorten dierenoffers om verzoening te bewerken. De dierenoffers zijn niet meer nodig omdat Gods Zoon voor ons is gestorven.
Gods Wet is heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed (Rom. 7:12). Het probleem is niet de Wet, maar de mens. De “Wet is geestelijk, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde” (Rom. 7:14). Als ik door het rode licht rijd, mankeert er niets aan de wet maar ligt het aan mezelf. En wanneer ik in een eigenwijze bui in Engeland rechts ga rijden, dan ben ik fout, niet de wet!
In de eerste eeuw hadden de Joden in Israël te maken met twee wetten, De Wet van Mozes en de wet van de Romeinen. De Romeinen gaven het Sanhedrin (Joodse Raad) beperkte vrijheid in het toepassen van de burgerlijke wetten die in Gods Thora stonden beschreven. Straks wanneer Gods Koninkrijk in Israël weer wordt hersteld, is dat (tijdelijk opgeschorte) element uit Gods Wet weer van toepassing, voor Israël en de volkeren. “want van Sion zal het onderricht (Thora) uitgaan, het woord van de Ene (Hebreeuws: Jahweh) uit Jeruzalem” (Jes. 2:3). “zij zullen de oorlog niet langer leren” (vers 4).
De broeders uit de heidenvolkeren leefden onder een andere overheid. Zij moesten zich houden aan de wetten van het land. Behalve wanneer het Gods heilige morele Thora betrof, want zij moesten God meer gehoorzamen dan mensen. Onder die omstandigheden dienden zij een minimum aan eisen in acht te nemen. Voor de Joden golden andere regels.
Maar Jood en niet-Jood waren gebonden aan het onderricht van Jeshua, die op zijn beurt weer gebonden was aan het onderricht van zijn God en Vader Jahweh. Christenen die een discussie voeren over Hand. 15 verwaarlozen meestal vers 21. Alsof dit vers niet in hún Bijbel staat. Maar het vers staat ook in hún Bijbel! Want er staat geschreven dat het onderwijs aangaande Mozes onverminderd doorging: “want sinds generaties van het begin heeft Mozes er in elke stad die hem prediken: in de synagogen wordt hij elke sabbat voorgelezen!”. De heidenen kregen elke sabbat Thora onderwijs. Zij hoefden zich niet laten besnijden. Het zich onthouden van de vier genoemde dingen was voorlopig kenmerk genoeg dat zij zich hadden afgescheiden van het heidendom. Ik merk op dat alle vier punten uit de Thora komen! (Lev. 18:26). Door synagogaal Thora onderricht zouden zij vanzelf wel de wil van Jahweh leren kennen. Er is geen sprake van een “juk”. Want ook het bewaren van Gods morele geboden en de feesttijden van Jahweh heeft niet tot doel behoudenis te verdienen. Behoudenis is door het bloed van Jeshua. Het is een vreugde Gods geboden te doen. Uit dankbaarheid.
2 Kor. 3: 1- 18
Sommigen trekken uit de zin “het dienstwerk van de dood, in letters in stenen gegrift” (vers 7) ten onrechte de conclusie dat de tien geboden zijn afgeschaft. Maar de betekenis is een andere: het houden van Gods morele woorden kan onmogelijk ons van de zonde en de dood bevrijden om de eenvoudige reden dat niemand zich te allen tijde volledig aan Gods geboden houdt. We zijn geboren met een zondige natuur. Zoals ik al in mijn eerste artikel zeg heeft “de wet van de geest” ons vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood (Rom. 8:2). De gelovigen zijn niet vrijgemaakt van Gods Wet. Paulus zegt: “ik verlustig mij in de wet van God naar de inwendige mens (Paulus beleefde evenals de psalmschrijvers grote vreugde aan het overpeinzen van de Wet), maar ik zie in mijn leden een andere wet die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij een gevangene maakt in de wet der zonde die ik in mijn leden heb” (Rom. 8:22,23).
Het ligt niet aan Gods Wet - ongeacht of deze nu op tafelen van steen staat, op leer, op perkament, op hedendaags papier, op internet, of wordt uitgesproken - want deze is geestelijk (Rom. 7:12).
Ik verwijs opnieuw naar Psalm 119:
“Ben ik niet met heel mijn hart u gaan zóeken?- laat niet toe dat ik afdwaal van uw geboden!” (vers 10).
“Gast en zwerver ben ik op de áarde, verberg uw geboden voor mij niet!”
(vers 19).
De eerste tafel toont ons de liefde tot God;
1e laat dát er niet bij jou wezen:
andere goden, tegen mijn aanschijn in!
2e niet zul je je maken
een kapbeeld van enige gestalte…
3e niet zul je de naam van de ENE,
God-over-jou,
aanheffen voor valse zaken…
4e gedenk de dag van de sabbat,-het rusten,
door die te heiligen… want in zes dagen heeft de ENE
de hemelen en de aarde gemaakt…
De tweede tafel toont ons de liefde tot de naaste;
5e eer je vader en je moeder…
6e niet doodslaan zul je.
7e niet echtbreken zul je.
8e niet stelen zul je.
9e niet antwoorden zul je over je naaste
als valse getuige.
10e niet zul je je zinnen zetten
op de vrouw van je naaste;
niet begeren zul je het huis van je naaste…
Deze geboden zijn kern issue. Ze zijn beslist niet verouderd of verdwenen. Ze zijn blijvende, tijdloze, eeuwige morele woorden van Jahweh. Het vierde gebod is 25% van de geboden die over de liefde tot God gaan. Een vierde deel. Stel u voor dat een multi-vlaai winkel u een vlaai verkoopt waaruit een vierde deel is afgesneden. Zo is het als u God slechts voor 75% bemint!
Gal. 5: 1- 5
“Voor die vrijheid
heeft Christus ons vrijgemaakt;
houdt dan stand
en laat u niet opnieuw vasthouden
onder een juk van knechtschap!” (Gal. 5:1).
Paulus bedoelt hetzelfde als wat hij heeft uitgelegd in de Romeinenbrief, zijn meest diepgaande en uitvoerige brief over zonde en verlossing. Gelovigen zijn vrijgemaakt, niet van de Tien Geboden, maar “van de wet van de zonde en de dood” (Rom. 8:2,15).
“Gij werkt u los van Christus,
u allen die in een wet rechtvaardiging zoekt” (Gal. 5:4).
Het juk dat de apostel hier bedoelt is de inspanning om rechtvaardiging te zoeken door eigen verdiensten (werken der wet).
We zijn dus vrijgemaakt. Maar dat betekent niet dat we naar eigen believen ons leven een invulling mogen geven. Dat het er toch niet toe doet hoe we leven. De Tien Geboden zijn immers niet meer geldend. Men spreekt tegenwoordig over normen en waarden, maar laat de invulling daarvan over aan ieder persoonlijk. Wat de een toestaat, is voor de ander ontoelaatbaar. Koning David hield van God en Zijn Wet. Ondanks zijn liefde ging hij in de fout. Dat had hij niet moeten doen. Hij had daar vreselijk berouw en verdriet over. God was hem barmhartig. David had zijn tol betaald. Maar hij bleef een man naar Gods hart! God was ook Paulus genadig. Dankzij het ontfermende ingrijpen van Jeshua veranderde zijn leven radicaal. Van vervolger werd hij zelf vervolgde Jood. Hij was vrijgemaakt maar schreef heel nadrukkelijk:
“maakt die vrijheid niet
tot een vrijbrief voor het vlees” (Gal. 5:13).
Christenen zijn niet onder de Wet, zij zijn onder de genade. Maar Gods heilige Tien Geboden zijn daarmee niet weggedaan. Integendeel. Vrijgemaakt van de zonde en geleid door de Geest (dus gedreven door een nieuwe motivatie!) gehoorzamen zij Gods Tien Geboden. Zij zijn niet onder de (veroordeling van de) Wet, maar leven toch onder de Wet van Gods Koninkrijk, die Jezus hen heeft onderricht. En dit onderricht betreft de heilige geboden van de Vader. Het zijn de Tien Geboden die Jezus heeft bevestigd, aangevuld, verdiept en vervolmaakt. Hij is niet gekomen om de Sabbat af te schaffen, te vervangen of een andere betekenis te geven (Matteús 5:17).
“Als wij leven door Geestkracht,
moeten wij door Geestkracht
het spoor houden” (Gal. 5:25).
“Want heel de wet is vervat in één woord,
in dit: liefhebben zul je je naaste
als jezelf” (Gal. 5:14).
De gelovigen “in Christus” verlustigen zich in Gods Wet. Om te weten wat “liefhebben” betekent luisteren zij naar Jezus’ perfecte uitleg van de Tien Geboden. Het doen van Gods geboden geeft hen grote vreugde. Zij leven door Geestkracht.
Christus zegt:
“als ge mijn geboden houdt
zult ge één blijven met mijn liefde,
zoals ik de geboden van mijn Vader
heb gehouden
en één blijf met zijn liefde” (Joh. 15:10).
Geloven in Jezus is niet genoeg. Aannemen van Jezus houdt in: het houden van zijn geboden. Deze geboden zijn de geboden van zijn Vader.
“En de draak werd razend op de vrouw
en ging heen om oorlog te voeren
met de overigen van haar zaad,
die de geboden van God bewaren
en het getuigenis van Jezus hebben.” (Openbaring 12:17)
Hebreeën 10
Hoe dikwijls heb ik niet gehoord dat de Wet een “schaduw” is. Men houdt mij Hebreeën 10 voor als bewijs dat de Wet voorbij is, niet meer geldend, verouderd, geen plaats hebbend in de apostolische verkondiging, en dus niet meer thuis hoort in het Evangelie. Men vergeet
maar al te gemakkelijk dat dit hoofdstuk over dierenoffers gaat en niet over Gods heilige eeuwige wetten. In de Bergrede gaat het over de Tien Geboden. De enige vraag die in dit verband overblijft moet zijn: wat is de relatie tussen het offersysteem en de morele geboden? Jezus’ offer heeft de vroegere offers onnodig gemaakt. Maar zijn offer heeft de gehoorzaamheid van Gods woorden helemaal niet onnodig gemaakt.
Want wat zegt hetzelfde boek Hebreeën?
‘ik zal mijn wetten geven op hun harten
en die ook schrijven op hun denken,
en hun zonden en hun wetteloosheden
zal ik niet meer gedenken’ (Jer. 31,33)”
Hebreeën 10:14-17
Romeinen 7: 1- 6
Paulus schrijft: “Want de vrouw onder gezag van een man is bij wet gebonden aan de man zolang hij leeft; maar als de man sterft wordt zij van de wet ontslagen inzake de man” (vers 2). De uitdrukking “zij is vrij van de wet” (vers 3) betekent natuurlijk niet dat de wet afgeschaft is. Een beetje doordenken maakt duidelijk dat deze vrouw “wanneer ze van een andere man wordt” (na de dood van haar eerste man) opnieuw bij wet gebonden is aan de man zolang hij leeft.
Kol. 2: 1- 27
Gert-Jan van Zanten citeert dit vers in de NBG vertaling. Deze luidt: “Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is”.
Vertalen is verraden. Zo kan een misleidende tekst ontstaan. In de door mij geraadpleegde versie die ik als de vertaling van de originele Griekse tekst beschouw staat het anders.
De Naardense Bijbel heeft het goed:
“Laat dan niet iemand u
oordelen inzake spijs en drank
of op het punt van een feest
of nieuwemaan of sabbat, -
dingen die (het woordje ‘slechts’ staat
niet in het origineel) een schaduw zijn
van de dingen die komen…” (vers 16).
We mogen niet vergeten dat de heilige en gelovige broeders en zusters in Kolosse Joden én heidenen waren. De heidenen waren sterk beïnvloed door menselijke tradities (heidense feesttijden en filosofieën, zie Kol. 2:8;2:22; zie ook Gal. 4:8-10). De onbekeerde heidenen bekritiseerden de tot geloof gekomen heidenen dat deze de sabbatten van de Joden hadden overgenomen. Hetzelfde vooroordeel zien wij in deze tijd. Familie en leden van traditionele kerken en gemeenten zien hen die loyaal zijn aan Jeshua en zijn geboden als mensen die het niet snappen en tot inkeer moeten komen. De Joden hebben het ook áltijd gedaan. Toch zegt Jezus: “Het heil is uit de Joden!” (Joh. 4:22, NBG; Zach. 8:23, NB). Amen. In werkelijkheid zijn het natuurlijk geen joodse maar Jahweh’s feestdagen!
Het feit dat de sabbat een “schaduw” wordt genoemd betekent echt niet dat het 4de gebod onbeduidend is en dat het alleen maar om de werkelijkheid gaat. Want de sabbat is een veelbetekenend antitype van het komende Vrederijk van Jeshua Messias (“In de rust komen wij als gelovende”, Hebr. 4:3). De sabbat is nog onveranderd van kracht!
Rom. 14: 5, 6
We zijn vrij in het kiezen van een dag “voor de Heer”. Hij heeft het over vastendagen. Dat betekent natuurlijk niet dat Paulus ineens de Tien Geboden (mét Sabbat) aan zijn laars lapt. Want dan zou de apostel ontrouw zijn geweest aan Messias Jezus en dat is ondenkbaar. Waar Jahweh spreekt is er geen ruimte voor een andere dag dan de Sabbat. De Sabbat valt niet in de categorie ‘elke andere dag is ook goed’.
“Die zegt tot hen:
Dát is wat de ENE heeft gesproken:
een rustfeest,
een heilige rustdag voor de ENE
is het morgen;
wat ge bakken wilt, bakt het,
wat ge koken wilt, kookt dat…
En het geschiedt op de zevende dag:
er zijn er van de gemeente op uitgetrokken
om te vergaren,-
maar die hebben niets gevonden.”
Exodus 16:23 vv
We weten allemaal welke consequenties er volgden op het overtreden van Gods heilige gebod! Lees Numeri 15:32-36. “Deze dingen zijn ons ten voorbeeld geschied opdat wij niet begerig zouden zijn naar kwade zaken zoals ook zij hebben begeerd” (1 Kor. 10:6).
Hebr. 7: 12; 9: 15- 17
De verandering van Wet heeft betrekking op de verandering van de priesterfamilie. Het eerste verbond (Hebr. 9:15) is vervangen door het nieuwe verbond. Want het offersysteem van de Wet bij het eerste verbond heeft niets voltooid (Hebr. 7:19). De Levitische priesterfamilie heeft het volmaakte niet gebracht. Er is een andere priester opgestaan, de priester uit de stam van Juda. Niet een priester met een gebod betreffende vleselijke afkomst, maar uit kracht van een onvernietigbaar leven (Hebr. 7:14-16). In dit verband is het nu tijd een belangrijke opmerking te maken. Een Wet en een Verbond zijn twee verschillende dingen. Het kenmerkende van het “nieuwe verbond” is niet dat Gods morele geboden zijn geannuleerd, maar dat God door de liefdegave van zijn zoon Jeshua de Thora getrouwe gelovigen op nieuwe wijze motiveert “omdat ik verzoenend zal zijn voor hun ongerechtigheden en hun zonden geenszins meer zal gedenken!” (Hebr. 8:12). Niet het intrekken van Gods geestelijke Wet, maar het schrijven van deze Wet in hun binnenste karakteriseert het “nieuwe” van het tweede verbond. Het “nieuwe” van het nieuwe verbond refereert aan de nieuwe schepping, de vernieuwende kracht “in Christus”. Hoe zou er sprake kúnnen zijn van geestelijk overspel? Omdat de gelovige geen andere goden volgt (1ste gebod)? Omdat hij de sabbat gedenkt (4de gebod)? Het moet niet gekker worden. Het kán niet gekker worden. Geestelijk overspel pleeg je door een andere god behalve Jahweh te dienen (1ste gebod)! Geestelijk overspel pleeg je door Hem, de Schepper van hemel en aarde, je sabbatviering te onthouden (4de gebod)! De zevende dag! Uiteindelijk is er maar één volk van God en Zijn geboden zijn eeuwig.
“omdat dit het verbond is
waarmee ik mij aan het huis Israël
na die dagen zal verbinden,
zegt de Heer: ik zal mijn wetten
een plaats geven in hun denken
en ze schrijven op hun harten;
ik zal hun tot God zijn
en zij zullen mij tot gemeente zijn” (Hebreeën 8:10)
Beantwoording vragen:
1. De besnijdenis is niet noodzakelijk. “De besnijdenis is niets en het hebben van een voorhuid is niets, alleen het houden van Gods geboden.“ (1 Kor. 7:19). De besnijdenis maakte geen onverbrekelijk deel uit van de morele Wet. Aan Abraham is het geloof gerekend tot gerechtigheid. Het is hem toegerekend in onbesneden staat (Rom. 4:9,10).
2. Was de Wet van Mozes een letter des doods? Deze vraag meen ik ruimschoots te hebben beantwoord in mijn tweede artikel.
3. Wat ging verdwijnen? (2 Kor. 3). Ook deze vraag meen ik afdoende te hebben beantwoord. Zie boven onder 2 Kor. 3. Het dienstwerk dat tot veroordeling leidt is vervangen door het dienstwerk dat rechtvaardiging verkondigt (vers 9).
4. Is er sprake van fysiek overspel? (Rom. 7:1-6). Zie boven Rom. 7:1-6.